schoorsteenveger Diepenbeek
In de lucht zweven schaduwen grijs en zwart,
Verhalen van vuur, verwoesting en hart.
Roet en as, de stille getuigen van strijd,
Hun dans door de wind, een vlucht zonder tijd.
Verhalen van vuur, verwoesting en hart.
Roet en as, de stille getuigen van strijd,
Hun dans door de wind, een vlucht zonder tijd.
Elke flinter, elk korreltje fijn,
Draagt geheimen van vlammen, van verlies en pijn.
Een omhelzing van rook, een verstikkende deken,
Herinneringen aan warmte, die ooit zijn geweken.
Draagt geheimen van vlammen, van verlies en pijn.
Een omhelzing van rook, een verstikkende deken,
Herinneringen aan warmte, die ooit zijn geweken.
As op de grond, als sterrenstof neergedaald,
Over schoorsteenmantels, in bossen verdwaald.
Een asgrauwe sluier, die alles bedekt,
Een stille herinnering aan wat was, en wat nog wekt.
Over schoorsteenmantels, in bossen verdwaald.
Een asgrauwe sluier, die alles bedekt,
Een stille herinnering aan wat was, en wat nog wekt.
Roet in de lucht, als een fluistering zacht,
Een schaduw, een schim, door de duisternis gebracht.
Het vertelt van een vuur, ooit fel en heet,
Nu slechts een herinnering, een verhaal dat verdween.
Een schaduw, een schim, door de duisternis gebracht.
Het vertelt van een vuur, ooit fel en heet,
Nu slechts een herinnering, een verhaal dat verdween.
Maar zelfs in de as, in het roet, ligt kracht,
Een belofte van nieuw leven, in de ochtenddauw zacht.
Uit de as herrijst, zoals de feniks doet,
Een nieuw begin, uit het stof van roet.
Een belofte van nieuw leven, in de ochtenddauw zacht.
Uit de as herrijst, zoals de feniks doet,
Een nieuw begin, uit het stof van roet.